Het thema van de week was ‘Mijn ouders werken’. De kinderen
uit de stageklas kwamen in contact met verschillende beroepen en klusjes. De
les begon met een uitbeeldoefening. Men moest raden welk beroep er werd
uitgebeeld. Daarna gingen de leerlingen nadenken over zichzelf. Welk klusje of
welk taakje doe je graag thuis of in de klas? Hierbij moesten ze zeggen waarom
ze het graag of niet graag doen. Door allerlei klusjes en taakjes op te sommen
weten de kinderen ook dat ze niet alle klusjes mogen uitvoeren. Strijken,
koken, alleen grote boodschappen doen,… dat
is niet geschikt voor kinderen, dat doet de mama of de papa.
Daarna kwam er iets anders aanbod. De vraag ‘Waarom werken
mama en papa?’ stond centraal. Ze komen
tot het besef dat de ouders werken om geld te verdienen, maar ook omdat ze het
graag doen. Daarnaast doen mensen ook klusjes om mensen te plezieren of om
mensen een dienst te bewijzen. Bij het volgende onderdeeltje kwamen beroepen
aan bod. Ze moesten bij verschillende beroepen de gereedschappen ordenen en
bepalen waar de beroepen werken (thuis, buiten, binnen). Rond dit thema werd ook een hoekenwerk uitgewerkt. Een uitbeeldhoek, een kruiswoordraadselhoek, een
wie-is-het?-hoek en een leghoek waarbij ze het gereedschap bij de juiste
beroepen moesten leggen. Bij de leghoek
lagen er verschillende gereedschappen, maar ook prenten want sommige
gereedschappen kunnen we niet in de klas leggen omdat ze wat te groot of te
gevaarlijk zijn. Dit alles moesten ze bij het juiste beroepkaartje leggen. Ze vonden dit heel leuk om te doen!
Uit dit thema heb ik geleerd dat het belangrijk is om in te
spelen op de beginsituatie van de leerlingen. Laat kinderen zelf aan het woord.
Zij weten al veel over beroepen en ze kunnen zelf veel vertellen. Ze weten ook
veel over het beroep dat hun ouders uitvoeren en over dat beroep kunnen ze heel
wat vertellen aan hun klasgenootjes. Zo is het eens een leerling die de uitleg
doet en niet telkens de juf.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten